5e zondag van de veertigdagentijd A - 2020

Zusters en broeders,

De eerste lezing lijkt wel over onze tijd te gaan, want veel mensen voelen zich vandaag even wanhopig als de Israëlieten ten tijde van de profeet Ezechiël. Die waren immens wanhopig omdat ze al tientallen jaren in Babylonische ballingschap leefden. Zo wanhopig dat ze zegden: ‘Onze beenderen zijn verdord, onze hoop is vervlogen, het is met ons gedaan.’ Het zouden woorden uit onze tijd kunnen zijn. Maar Ezechiël belooft de Israëlieten een positieve toekomst, want God de Heer zal hen uit hun graven te bevrijden en naar hun land laten terugkeren. En dat is geen valse belofte, want enkele jaren later zijn ze inderdaad vrij en kunnen ze teruggaan naar hun land als ze dat willen.  

Die gevoelens van onzekerheid en wanhoop zijn herkenbaar in deze tijd van het coronavirus. Het zijn gevoelens die ook in de liturgie herkenbaar zijn. Volgende zondag zullen we immers het vreselijke verhaal van Jezus’ lijden en dood horen. Het verhaal over het verraad van Judas, de verloochening van Petrus, de doodsangst van Jezus in Getsemane aan de voet van de Olijfberg, het volk dat Barabbas boven Jezus verkiest en schreeuwt dat Hij gekruisigd moet worden; de marteling, de kruisiging, de bespotting van Jezus, met zijn wanhopige laatste woorden: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?’ … Het is een vreselijk verhaal over de vreselijke moord op een Man die alleen maar liefde en vrede kende. Een verhaal dat vol zit van pijn en lijden, wanhoop en verlatenheid.

Steunt ons geloof op al die ellende? Heel zeker niet. Vorige week hoorden we al dat ellende niet blijvend is. Toen genas Jezus een blindgeborene. Vandaag horen we dat de dood niet het einde is. Jezus roept immers zijn vriend Lazarus op uit de dood, ook al was hij al vier dagen overleden. En Jezus bad voorheen al tot zijn Vader: ‘Ik dank U dat Gij Mij verhoord hebt. Ik wist dat Gij Mij altijd verhoort.’ En zijn Vader verhoort Hem altijd omdat Hij de verrijzenis en het leven is. ‘Wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven,’ voegt Jezus daar nog aan toe.

Zoals altijd moeten wij ons afvragen waar wij staan in dat verhaal. Zijn we misschien zoals Lazarus? Zijn ook wij misschien dood zodat we niets kunnen doen? Of zijn we dood omdat we niets willen doen? Niets voor onze naasten, niets voor onze omgeving, niets voor niemand. Alleen voor onszelf. Of zijn we mensen die alleen maar kunnen klagen en zagen.  Klagen en zagen omdat we maar zoveel verdienen, omdat onze jacht op meer minder opbrengt dan we willen, omdat er van ons dingen verwacht worden die we liever niet doen of die we helemaal niet willen doen. En kunnen we misschien alleen maar negatief denken en praten over alles en iedereen, omdat we alleen onszelf echt goed vinden?

Zusters en broeders, we leven in een tijd van onrust en onzekerheid. Een tijd ook van zinloos hamsteren alsof het einde van de wereld om de hoek loert. Maar ook een tijd van inzet van velen. Denken we ook aan hen die zich inzetten voor hun medemensen, zeker als ze in nood zijn? En vergeten we niet te bidden? God te danken om het leven en te vragen om zijn bijstand. Laten we het zeker niet opgeven gelovige christenen te zijn. Laten we ook niet vergeten ’s zondags de heilige eucharistie bij te wonen. We kunnen dat niet in de kerk, want die is gesloten, maar we kunnen de heilige mis wel volgen op de tv. Om de veertien dagen op vrt één, elke week op NPO 2, telkens om 10 uur. Daar kunnen we blijvend luisteren naar het woord van God, bidden in zijn heilige Naam, en streven naar zijn liefde en vrede, ook in deze bewogen tijden. Amen.