Het waaien van de Geest

 

De Geest waait doorheen elk van de drie lezingen van het Pinsterfeest. Op paasavond komt de Geest van de Verrezen reeds over de apostelen (Joh. 20,19-23). Op Pinksteren drijft hij hen en anderen naar buiten (Hnd. 2,1-11) opdat gans de Kerk het door Geest bezielde Lichaam zou worden tot welzijn van velen (1 Kor. 12,3-13). Wij vragen aan Jezus elke dag in dit jaar van de Barmhartigheid: “Zend ons uw Geest en heilig ons door uw zalving opdat het Jubeljaar van de Barmhartigheid een genadejaar van de Heer wordt.” De Geest is de stuwkracht tot barmhartigheid en vergeving. Hij maakt zacht wat is verhard (ZJ 417).

De Geest aan het werk

De Kerk is op Pinksteren heel vreugdevol gestemd. Het ganse heelal is dan volgens haar in feest. Spiritus replevit orbem terrarum. De Geest van de Heer vervult het aardrijk heel en al. De Kerk zingt over het nieuw begin (ZJ 410). Ze jubelt om de Geest uit vier gewesten (ZJ 411). Ze dankt om zijn goede vruchten, de liefde, de vreugde, de vrede allermeest, geduld om te verdragen en goedertierenheid (ZJ 431).

Zij trekt het feestgewaad aan, het kleed van rood. Rood is de onmisbare kleur voor de geslaagde dia van deze dag. Pinksteren, de dag van de geboorte van de Kerk! Ze ontvangt het leven door de Geest. Pinksteren is haar huwelijksdag waarop ze de bruid werd van de Geest die haar met zijn liefde-vuur doordringt (ZJ 85).

Van een tot allen

De Kerk is blij omdat Jezus op een nieuwe wijze, als schenker van de Geest, voorgoed in haar midden is. Jezus zelf was gedreven door de Geest. Deze had hem gezalfd bij het doopsel in de Jordaan. Jezus draagt een naam die dit uitdrukt. Christus heet hij. Dit betekent gezalfde.

Maar Jezus stierf. Hij gaf de geest. Het was toen donker en hij werd begraven. Hij zou verdwijnen uit de herinnering van de mensen en niemand zou nog over hem spreken. Jezus verrees. Pasen volgt op Goede Vrijdag. Vijftig dagen hebben we gejubeld om zijn paasfeest.

Sint Jan laat Pinksteren reeds aanvangen op de paasavond. Jezus deelde die avond de Geest mede aan zijn apostelen. Nadat Jezus verrezen was, kon hij van bij de Vader de Geest zenden. Op Pasen blies Jezus over zijn apostelen en zei: “Ontvangt de heilige Geest. Als gij iemand zonden vergeeft, dan zijn ze vergeven en als gij ze niet vergeeft zijn ze niet vergeven.” In de kracht van de Geest mogen en kunnen zij voortaan zonden vergeven en vrede brengen. Waar vrede en verzoening gebeuren, is de Geest van Jezus aan het werk (ZJ 579).

Sint Lucas verbindt de zending van de Geest met de vijftigste dag. Waar bij Johannes het Pinkstergebeuren plaats heeft binnen de muren van een gesloten vergaderplaats en de Geestzending zich lijkt te beperken tot de kring van de apostelen, ziet Lucas het Pinkstergebeuren veel ruimer. De Geest komt over allen die in het huis bijeen zijn. Deze groep is talrijker dan de twaalf. De Geest drijft hen naar buiten, zodat Pinksteren eveneens een feest wordt voor allen die zich in de nauwe stadsstraatjes bevinden. Wie buiten is, ervaart iets van het Pinksterwonder. De Geest is er voor velen.

Bradi Barth schilderde dit heel eenvoudig en mooi op het Pinkstertafereel in haar reeks van het Marialeven. Zowel kinderen als volwassenen, mannen en vrouwen delen in het Pinkstervuur. Ja, de Geest deelt zich mede aan velen, zoals de vlammetjes van het vuur zich overal verspreiden.

De Handelingen van de apostelen, het tweede boek van Lucas, wordt weleens het evangelie van de Geest genoemd. De Geest is er, zoals paus Franciscus het omschrijft, op drie wijzen aanwezig. De Geest komt als Vernieuwer. Hij zorgt er voor dat de persoon en de boodschap van Jezus levendig blijven in de jonge Kerk. De Geest wekt vervolgens de vele charisma’s in de kerken en brengt in de verscheidenheid van gaven eenheid en harmonie. Een derde kenmerk van de Geest in de Handelingen is dat hij de Kerk tot een missionaire Kerk maakt.

Pinksteren is dynamiek. De Geest van God is adem van leven (ZJ 447). Hij zet hart en ziel in vuur en vlam (ZJ 436). Wat bij die Ene, bij Christus, begon, is voor allen bestemd. Sint Paulus gebruikt het beeld van het bezielde lichaam om de universaliteit van de geest uit te drukken. Allen tezamen in onze verscheidenheid zijn we één lichaam, levend door één en dezelfde geest. De grenzen vallen weg. Joden en Grieken, slaven en vrijen, mannen en vrouwen (Gal. 3,28) horen er bij.

In de kracht van één en dezelfde Geest

Sint Paulus drukt het best uit wat de Geest teweegbrengt. Deze stuurt in twee richtingen, zowel naar Christus als naar de anderen. We ontvangen nooit de Geest tot eigen glorie. Wie vol is van zichzelf, is geen teken van de Geest, want deze is juist een en al verwijzing. Een Duitse historicus had een ‘bon mot’ aan het adres van zelfvoldane geleerden. Hij beweerde dat deze te gemakkelijk dachten dat hun vogel en hun spirit de heilige Geest zou zijn. We ontvangen de heilige Geest opdat we van Christus zouden worden en hem kennen voor altijd (ZJ 430). Dankzij de Geest van Jezus zijn er mensen die voor Jezus durven uitkomen, die aan Hem de eerste plaats geven en niet aan macht, eer of bezit.

Mannen en vrouwen die in hun leven het evangelie binnenbrengen, in hun gezin, beroep, pastorale inzet, getuigen over het waaien van de Geest. Erik en Hennkie, verbonden met de Focolare, proberen om de maand een zin uit de Schrift te beleven. Wanneer de maand voorbij is, delen ze met elkaar in hun gezin met hun zes dochters en anderen wat ze beleefd hebben: "En het is alsof je dan blokken op een vuur gooit: door het te beleven wordt het evangelie heel wat duidelijker, het is als een vuur dat van binnen brandt en steeds meer warmte verspreidt, ook rondom jou” (Iny Driesen, Zijn er christenen in dit vrome land?)

We ontvangen de Geest om mee te bouwen aan het lichaam van Christus tot welzijn van allen. De heilige Geest roept op tot zorg voor het geheel en maakt ons tot dienst bereid. Een parochie leeft van zodra velen verantwoordelijkheid opnemen, door de zorg voor de liturgie, langsheen inzet met jongeren, bij zieken, in socio-culturele verenigingen en wanneer we ijveren voor een rechtvaardig en gezond bestel.

Voor de lange duur

Elke christen telt mee, want de Geest van de verrezen Heer woont in hem. Elk sacrament verstevigt de band met de Geest. De Geest van de verrezen Heer woont in elk van ons. De verbondenheid met hem verplicht ons meteen tot een stevige solidariteit met armen, verdrukten en ontgoochelden. “Aan ieder van ons wordt de openbaring van de Geest medegedeeld tot welzijn van allen” (1 Kor. 12,7).

Het waaien van de Geest reikt verder dan de Kerk. Hij waait binnen de Kerk en ook daarbuiten. “God ritselt en ruist op vele plaatsen”, schrijft Suurmond in zijn column in Trouw 1 mei 2015: “De kerk focust teveel op haar grenzen (je hoort erbij of niet) en te weinig op haar centrum: God die in Christus zijn Geest over de hele wereld blaast.”

Wat we op Pinksteren beluisteren en verkondigen, moeten we evenzeer de dag nadien ernstig nemen. Doof de Geest niet. Wakker het vlammetje aan. Belet niet dat de Geest vandaag en iedere dag waaien kan (ZJ 419). Hij is de adem voor de lange duur (ZJ 450).

Heilige Geest, u woont in ieder mens. U komt tot ons.

U vertrouwt ons toe wat zo belangrijk is in het evangelie:

vergiffenis en goedheid van het hart.

Gij brengt ons bij de bron van vreugde en vrede wanneer wij beminnen en dit met ons leven uitdrukken (Frère Roger).

Moge de Heilige Geest, die de stappen van de gelovigen leidt om mee te werken aan het door Christus tot stand gebracht heilswerk een gids en steun zijn van het Volk van God om het te helpen het gelaat van de barmhartigheid te aanschouwen (Misericordiae Vultus, 4).